subsidies
Er is een groot aantal fondsen met middelen voor initiatieven in de meest uiteenlopende richtingen; de rijke verscheidenheid aan subsidieprogramma’s maakt deze materie echter ook ondoorzichtig en zelfs ontoegankelijk.
Wie niet weet waar zelfs maar te beginnen met zoeken, zal ook niet makkelijk iets bruikbaars vinden.
Projectgroep van Circe
Als u tijdens zo’n zoektocht naar mogelijke financieringsbronnen al eens hebt verzucht dat het eigenlijk geen doen is, bevindt u zich in het gezelschap van niet de minsten. Het aantal zoekers dat zo’n speurtocht heeft opgegeven (evenals het initiatief dat men voor ogen had), is niet gering. In onze dagelijkse contacten met belanghebbenden in het werkveld horen we telkens weer zulke verhalen.
Aan hen bieden we graag onze diensten aan, zodat ze van afvallers tot gerichte aanvragers worden, die aan het eind van hun project en de afsluitende conferentie trots met het uitvoerend team op de foto gaan.
Europese programma’s
Algemeen kader:
De Europese Unie bestaat uit 27 Lidstaten, plus enkele pre-accessie staten. De EU is een nazaat van de EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) en meer recent de EEG. De huidige Europese subsidie-instrumenten zijn eveneens opvolgers en vervangers van stimuleringsprogramma’s uit de “oertijd”.
Burgers kiezen het Europees Parlement (EP) en het EP controleert de Europese Commissie (het Europees kabinet), bestaande uit de Eurocommissarissen die leiding geven aan hun Directoraten Generaal (DG). Deze kan men vergelijken met Ministeries op nationaal niveau, de Eurocommissarissen met ministers. De DG’s beheren diverse financieringsprogramma’s: waaronder de Europese Fondsen.
Ieder DG beheert eigen fondsen, waarmee specifieke beleidsprioriteiten worden gestimuleerd. Die prioriteiten worden vaak jaarlijks of nog frequenter aangepast aan de actuele en te verwachten ontwikkelingen in een bepaald periode.
De meeste subsidieprogramma’s hebben als expliciet doel dat met de beschikbare middelen vernieuwingsprocessen gestalte wordt gegeven. Gezamenlijk bestrijken de fondsen vrijwel alle maatschappelijk relevante sectoren: economie (industrie en dienstverlening), cultuur en geschiedenis, onderwijs en wetenschappen, sociale zaken en werkgelegenheid, openbare diensten, maatschappelijke en medische zorg. Per sector zijn de hoofdfondsen weer onderverdeeld in kleinere programma’s met specifieke doelstellingen en voorwaarden.
Onderwijs (educatie, opleiding en training)
Zo kennen we voor het onderwijs het Life Long Learning Programma, waaruit financiële steun kan worden verstrekt voor innovatie in verschillende deelgebieden van het onderwijs. Vroeger was per deelgebied een sub-programma van toepassing, maar dat is enkele jaren geleden veranderd en nu functioneren de oude deelprogramma's onder één noemer: Erasmus Plus. E+ is bedoeld voor basisscholen, voortgezet onderwijs, lerarenopleidingen, lager en middelbaar beroepsonderwijs, hogescholen en universiteiten. Het programma kent enkele belangrijke deelgebieden:.
- Mobiliteit: de uitwisseling van leerlingen, studenten, leraren en niet onderwijzend personeel van alle schooltypes, inclusief istellingen voor niet formeel leren; dit omvat ook eTwinning voor digitale schoolpartnerschappen.
- Innovatie: alle vormen van onderwijsvernieuwing komen in aanmerking voor financiële steun uit het E+ programma, mits ze relevant zijn en niet uit andere bron bekostigd (kunnen) worden.
- Themagebieden: Jeugd, (Europees) Burgerschap, Sport
Enige overlap is niet vreemd in de Europese fondsen ... want naast dit specifiek op het onderwijs gerichte programma Leven Lang Leren, komt het onderwijs ook in andere fondsen ruimschoots aan bod, zoals in het 7e Kaderprogramma Technologie (onderwijstechnologie, e-learning), in het Europees Sociaal Fonds (arbeidsmarkt gerichte training en omscholing naar nieuwe beroepen voor werkzoekenden), de euregionale fondsen (grensoverschrijdende samenwerking tussen onderwijsinstellingen). En dan te bedenken dat het Leven Lang Leren Programma relatief klein is, vergeleken bij deze fondsen. Die overlap treffen we eigenlijk voor alle grote maatschappelijke thema’s en sectoren aan, dus ook voor cultuur, zorg, arbeid en integratie enzovoort. Het meest “fondsoverstijgende” werkgebied is ongetwijfeld de economie, maar gezien de historische achtergrond van de EU is dat niet direct verrassend, wel misschien de mate van overlap.
Maar wat betekent dit alles voor u als initiatiefnemer van een subsidiabel project?
Dat u zeer waarschijnlijk een aantal mogelijke subsidiebronnen over het hoofd zult zien bij uw zoektocht naar financiële steun en mogelijkerwijs de beste optie gaat missen!
Bij Reflexor is gedegen kennis van de meeste programma’s voor handen, evenals directe, praktische ervaring met de aanvraagprocedures en de administratieve afhandeling binnen deze fondsen. Voorbeelden van geslaagde aanvragen vindt u op de websites van Atrium Research & Innovatie BV (www.atriumbv.nl) en de Stichting Reflexion (www.re-flexion.org). We hebben derhalve een goed overzicht van de hoofdkenmerken en op basis van die kennis kunnen we u helpen een kansrijke weg voor uw aanvraag kiezen.
Partner search
Voor de meeste Europese fondsen is transnationale samenwerking tussen partners in twee of meer lidstaten van de Europese Unie een vereiste. Een uitzondering die deze algemene regel bevestigt, is het EFRO (het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling), waarvoor het nut van een project voor de regionale economie van een lidstaat doorslaggevend is. En dat geldt grofweg ook voor het ESF (Europees Sociaal Fonds) dat zich vooral ten doel stelt om de lokale, regionale of landelijke arbeidsmarkt te stimuleren. Daarnaast wordt door sommige fondsen een beperkte vorm van internationale samenwerking, namelijk in het Interreg programma (onderdeel van EFRO) dat bedoeld is om de samenwerking op velerlei vlak in de grensregio’s te versterken.
Waar internationale samenwerking vereist is, komt de twee decennia omspannende ervaring in Europese projecten bij Reflexor van pas.
Door schade, schande, maar vooral door goede ervaringen wijzer en behendiger geworden, kunnen we nu putten uit een keurkorps van internationale partners die hun sporen in internationale projecten verdiend hebben. We kennen voor vrijwel elk denkbaar innovatiethema organisaties in alle EU lidstaten die in uw project zouden passen.
Onlangs hebben we voor een projectaanvraag van een Spaanse partner meerdere buitenlandse partners uit ons eigen netwerk verzocht om aan het Spaanse initiatief deel te nemen. In enkele dagen tijd hebben we een kwalitatief goed partnerschap kunnen samenstellen. Zonder deze inbreng had de projectaanvraag niet ingediend kunnen worden...
Hebben zich bij u al partners gemeld, dan levert onze “quick scan” (via de nationale agentschappen per fonds, via ministeries en via onze partners ter plaatse) op zeer korte termijn een betrouwbaar beeld op van uw “kennissen in den vreemde”. Niet alle aanbiedingen om samen te werken zijn van betrouwbare herkomst, de meeste overigens wel, maar voorkomen is nu eenmaal beter dan genezen.
Nationale programma’s
Algemeen
Ook binnen de landsgrenzen is een bonte verscheidenheid aan subsidieregelingen en stimuleringsmaatregelen beschikbaar en ook deze bieden weer interessante mogelijkheden om vernieuwende initiatieven (mede) te financieren.
Zo zijn er legio vormen van financiële compensatie (vaak fiscaal) voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling, die onvermijdelijk zijn in een innoverende organisatie (en welk bedrijf of instelling is dat niet?). We geven één voorbeeld en vermelden daarbij uitdrukkelijk dat er veel meer compensatieregelingen dan deze ene zijn.
Het steeds intensiever vorm gegeven beleid van de regering om de duurzame omgang met grondstoffen, energie en afvalstoffen naar een hoger plan te tillen, heeft de afgelopen jaren geleid tot een ware explosie van regelingen.
Een “oude bekende” is de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk), maar veel organisaties weten nog steeds niet van het bestaan ervan. Het gaat om een fiscale stimuleringsregeling waarmee de Nederlandse overheid een deel van de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O of R&D), compenseert. De WBSO kan u dus behulpzaam zijn bij de financiering van uw innovatieproject. De WBSO kent drie voorzieningen, te weten:
- Een tegemoetkoming in de loonkosten die gemoeid zijn met S&O in de vorm van een vermindering van de af te dragen loonheffing.
- Een aftrek S&O voor zelfstandige ondernemers.
- Een extra tegemoetkoming voor startende ondernemers of ondernemingen.
S&O moet in de breedste zin worden opgevat, met andere woorden: vrijwel elke vorm van onderzoek en ontwikkeling komt voor fiscale compensatie in aanmerking.
Daarnaast zijn er landelijke subsidies, waarvoor in veel gevallen vergelijkbare procedures gelden als bij de Europese fondsen. Een voorbeeld daarvan is het Programma Pieken in de Delta, waarbinnen de Regeling Sterktes in de Regio subsidie kan verstrekken aan (samenwerkende) bedrijven en instellingen voor een groot aantal activiteiten die het ondernemers- en vestigingsklimaat versterken in een zestal Nederlandse regio’s: Randstad (Noordvleugel, Zuidvleugel), Noord-, Oost-, Zuidoost- en Zuidwest-Nederland.
Vrijwel ieder ministerie beheert een aantal subsidieprogramma’s die gericht zijn op het eigen werkterrein of vakgebied (vergelijkbaar met de Europese fondsen die onder beheer van de Directoraten Generaal vallen). Veel gelden worden decentraal uitgezet, bijvoorbeeld via de provincies en gemeenten, of via organisaties die namens de overheid bepaalde maatschappelijke functies vervullen zoals het UWV en voorheen het CWI: middelen die bedoeld zijn om mensen weer aan het werk te helpen worden via de re-integratiebudgetten (UWV) en de participatiegelden (gemeenten) naar de werkzoekenden geleid. En ook hier kan sprake zijn van grote centraal georganiseerde aanvraagrondes of aanbestedingen, waar uitvoerders in de branche op kunnen intekenen en projectvoorstellen indienen.
Andere fondsen zijn verbonden aan of komen voort uit grote overheidsorganisaties, bedrijven en pensioenfondsen. Vaak dienen zij ter stimulering van algemene, culturele en educatieve doelen. Ook hier één voorbeeld: De Stichting GAK beheert gelden en onroerend goed van het vroegere GAK; het fonds is bij de fusie naar UWV afgesplitst en beheert het kapitaal. Uit de jaarlijkse beleggingsopbrengsten en rentes worden vernieuwende projecten in het brede werkterrein van re-integratie gesteund. Veel fondsen in deze groep stimuleren met name kunst en cultuur.
Tenslotte komen we bij de grote groep van goede doelen fondsen, waarbinnen alle denkbare werkgebieden vertegenwoordigd zijn: ontwikkelingshulp, bestrijding van milieuproblemen, onderzoek en bestrijding van ziekte, kindervakanties, hulp bij rampen, muziekinstrumenten en uniformen voor fanfares, enzovoort.
Naast de algemeen bekende fondsen en hulporganisaties (Rode Kruis, Oxfam-Novib, Artsen zonder Grenzen), vinden we hier ook veel kleinere fondsen zoals de Nierstichting, het Nationaal Revalidatie Fonds en de NSGK (Ned. Stichting voor het Gehandicapte Kind).
Deze laatste drie staan model voor het hele palet aan fondsen die zich richten op onderzoek en hulpverlening t.b.v. specifieke groepen in de samenleving: voor vrijwel elk ziektebeeld en elke soort van functionele beperking bestaat wel een landelijke belangenvereniging, waarnaast vaak ook een fonds actief is, zo opereert de Nierstichting naast de Nierpatiëntenvereniging, het Reumafonds naast de Reumapatiëntenbond, enzovoort.
Vaak komen hun middelen voor een belangrijk deel uit de landelijke loterijen; via deze fondsen komt het geld ten goede aan projecten die (bijvoorbeeld) verbeterde zorgverlening, medische progressie en re-integratie nastreven.
Voor doelgroepgerichte projecten zijn dit belangrijke financieringsbronnen.
Tot besluit van dit overzicht de belangrijkste vuistregel: ieder projectidee heeft raakvlakken met meerdere subsidiabele activiteiten en kan in principe voor subsidie uit meerdere bronnen in aanmerking komen. Dat betekent in de praktijk dat een afwijzing in eerste instantie niets anders inhoudt dan dat daarmee het startsein gegeven is voor de benadering van een ander fonds of voor het aanpassen van het voorstel zodat de financieringsaanvraag wel door het eerst aangesproken fonds gehonoreerd kan worden.
Subsidie aanvragen vergt doorzettingsvermogen maar in de regel is zo’n proces van projectvoorbereiding de moeite waard, omdat met de eenmaal verkregen subsidie simpelweg ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die niet op een andere manier bekostigd konden worden.
En dat is precies waar subsidie voor bedoeld is!
Nieuws
21 Maart 2019 12.00 uur (CET): Deadline Call 2019 EU-subsidie Programma Erasmus Plus
September 2019: Start nieuwe projecten E+, Call 2019.
contact
Harviltstraat 39
5341 KV Oss
Tel: 0412-858987
Mbl: 06-24465514
E-mail: jth@reflexor.eu
Website Reflexion(partner)
www.re-flexion.eu